Wat is er gewijzigd in de wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties?
De wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand werd recent gewijzigd naar aanleiding van een nieuwe Europese richtlijn 2011/7/EU. België heeft deze wet inmiddels omgezet in Belgisch recht. Onderstaande regels zijn van toepassing op handelstransacties die vanaf 16 maart 2013 werden gesloten, vernieuwd of verlengd.
Definities
Handelstransacties zijn alle transacties tussen ondernemingen (of, zoals nu toegevoegd, tussen ondernemingen en overheidsinstanties) die leiden tot o.a. het verrichten van diensten tegen vergoeding.
Een onderneming is elke organisatie, overheidsinstanties uitgesloten, die handelt in het kader van haar zelfstandige economische of beroepsmatige activiteit, daaronder begrepen ook de vrije beroepers (niet-handelaars).
Nieuw is dat handelstransacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties ook onder deze wet vallen maar enkel de handelstransacties waarbij de overheidsinstantie de schuldenaar is.
Een overheidsinstantie is de Staat, zijn territoriale lichamen, publiekrechtelijke instellingen en verenigingen bestaande uit een of meer van dergelijke lichamen of een of meer van dergelijke publiekrechtelijke instellingen.
De nieuwe wet is slechts van toepassing tussen ondernemingen en overheden in de mate waarin de specifieke bepalingen van de regelgeving inzake overheidsopdrachten op het vlak van de algemene uitvoeringsregels niet van toepassing zijn. Die regelgeving bevat specifieke betalingsregels voor de handelstransacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties en die specifieke regels krijgen voorrang. Of die regels van toepassing zijn op jouw specifieke situatie hangt dus af van je overeenkomst met de desbetreffende overheidsinstantie maar over het algemeen worden algemene uitvoeringsregels maar bepaald bij grote overheidsopdrachten.
Deze wet is niet van toepassing op transacties met particulieren.
De wet op de betalingsachterstand werd gewijzigd op 4 punten:
1. De forfaitaire schadevergoeding
De schuldeiser heeft vanaf nu altijd recht op een forfaitaire schadevergoeding van 40 EUR van rechtswege en zonder aanmaning, ongeacht het bedrag van de vordering zelf. Je hebt recht op dit bedrag vanaf het ogenblik dat de nalatigheidsinteresten beginnen te lopen, dus vanaf het ogenblik dat de betalingstermijn overschreden wordt.
Naast deze forfaitaire schadevergoeding heeft de schuldeiser ook recht op alle andere invorderingskosten die dit bedrag te boven gaan en die ontstaan zijn door laattijdige betaling. Er wordt aangenomen dat de contractueel afgesproken schadevergoedingen hieronder vallen, op voorwaarde dat ze billijk zijn.
Ook de rechtsplegingsvergoeding (RPV) valt hier onder.
Wat is eigenlijk de RPV? De RPV is een tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijkgestelde partij. Let wel: de rechtsplegingsvergoeding wordt enkel toegekend aan een partij die vertegenwoordigd is door een advocaat en enkel indien ze gevorderd wordt. Een rechtsplegingsvergoeding kan je dus niet vorderen als je geen procedure opstart. Je krijgt ze ook niet automatisch toegekend. Het bedrag van de RPV is afhankelijk van de grootte van de ingestelde vordering.
Deze invorderingskosten of nalatigheidsinteresten voor betalingsachterstand mogen contractueel niet worden uitgesloten. Dergelijke clausules worden als “onbillijk” beschouwd.
2. Verhoging van de nalatigheidsinterest
Volgens de nieuwe wet is het nog steeds mogelijk om nalatigheidsintresten contractueel af te spreken maar enkel tussen ondernemingen.
Als er contractueel niets is afgesproken, mag je een interest aanrekenen van 8 procespunten boven de ECB-rente (en afgerond tot het hogere halve procespunt). Je kan de toepasselijke rentevoet op elk ogenblik raadplegen op http://treasury.fgov.be/rente_nl.htm (8,5% voor het 2e semester van 2014).
Deze interestvoet werd dus opgetrokken van 7 procespunten naar 8 procespunten boven de ECB-rente (afgerond tot het hogere halve procespunt).
Tussen ondernemingen en overheden (zie 4) geldt altijd de referentie-interestvoet + 8% (afgerond tot het hogere halve procespunt).
3. Betalingstermijnen tussen ondernemingen
Tussen ondernemingen is het nog steeds mogelijk om contractueel afspraken te maken over de betalingstermijn. Deze termijn mag langer zijn dan 60 dagen maar er mag geen kennelijk onevenwicht zijn tussen de rechten en verplichtingen van partijen. Enkel de rechter kan nagaan of bepaalde afspraken tussen partijen onbillijk zijn. Je mag dus niet zelf overgaan tot aanpassing van de betalingstermijn.
Indien er niets werd afgesproken, geldt een termijn van 30 kalenderdagen.
Afspraken maken over betaling in termijnen is echter wel toegestaan.
4. Overheden
Een opvallende toevoeging aan de wet zijn de overheden/schuldenaars. Met overheden is het ook mogelijk een betalingstermijn af te spreken, maar deze termijn mag niet meer bedragen dan 60 kalenderdagen. Deze termijn moet objectief gerechtvaardigd zijn door de bijzondere aard of door bepaalde elementen van de overeenkomst.
Indien niets werd afgesproken, geldt een termijn van 30 dagen. Voor overheidsdiensten die gezondheidszorgen verstrekken geldt een termijn van 60 dagen.
Merk ook op dat de datum van ontvangst van de factuur niet contractueel bepaald mag worden. De betalingstermijn kan dus niet “kunstmatig” verlengd worden op deze manier. Afspraken maken over betaling in termijnen is dan weer wel toegestaan.
Ook is in alle situaties de wettelijke interestvoet van toepassing. Het is dus niet meer mogelijk om hierover contractuele afspraken te maken met overheden.
De regels voor overheden zijn dus veel strenger dan voor ondernemingen.
Enkele specifieke vragen gesteld door één van onze leden
Voor overheden geldt een betalingstermijn van maximum 60 dagen. Heeft dat gevolgen voor ons als vertalers als wij voor de rechtbanken vertalen of tolken?
In theorie wel. De praktijk zal nog uitwijzen hoe overheden hiermee omspringen. Het is immers niet omdat de wetgever strenger is geworden, dat je in de praktijk sneller betaald zult worden. Als je klant het basisbedrag betaalt (en de 40 EUR dus negeert) dan moet je, net als bij elke andere vordering, (minnelijk of gerechtelijk) invorderen.
Let op: een betalingstermijn van 60 dagen moet bedongen én gerechtvaardigd zijn.
Zullen er dan geen betalingsachterstanden meer zijn bij de betalingen door de rechtbanken?
Dat zal de toekomst uitwijzen. De praktijk is jammer genoeg niet altijd hetzelfde als wat de wetgever voor ogen had. In ieder geval zijn er nu sancties voorzien bij te late betaling.
Moeten de rechtbanken nu ook de interesten betalen?
Ja.
Zo ja, geldt dat voor alle opdrachten vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet (16 maart 2013)?
Dat geldt voor alle opdrachten die vanaf 16 maart 2013 werden gesloten, vernieuwd of verlengd. Als een bepaalde overheid bij jou dus een abonnement heeft, dan vallen de nieuwe opdrachten van een bestaande overeenkomst ook onder deze wet.
Wat met de 40 Euro? Moeten de overheden dat ook betalen?
Ja.
Mogen vertaalbureaus nu nog in hun algemene voorwaarden gewoon een betalingstermijn van meer dan 30 dagen bedingen (meestal 60 dagen einde maand)?
Ja, vergeet niet dat als je algemene voorwaarden aanvaardt, deze dan deel uitmaken van je overeenkomst. Je kan met ondernemingen (niet met overheden) een betalingstermijn afspreken die langer is dan 60 dagen.
Hebben wij als freelancers de mogelijkheid om deze clausules in de algemene voorwaarden van de vertaalbureaus aan te passen in ons voordeel en gestroomlijnd op de nieuwe wet?
De algemene voorwaarden van vertaalbureaus zijn onderdeel van je overeenkomst met hen. Je kan die aanpassen – je kon dat trouwens voor deze nieuwe wet ook al – maar je kan dat niet eenzijdig. Een overeenkomst heeft immers de goedkeuring van beide partijen nodig.
Disclaimer: dit is eerstelijnsadvies op basis van beperkte dossierkennis en geen concreet juridisch advies in het kader van een procedure.