Skip to content
JDD-min.png

Eerbetoon aan Jacques De Decker

[In memoriam (met andere foto’s) hieronder te downloaden in PDF-formaat]

Op 12 april is Jacques De Decker van ons heengegaan. Hij was 74. Jacques verwierf internationale faam als romanschrijver en dramaturg, maar was vooral een heel veelzijdig iemand, een geniale en succesvolle duizendpoot. Tientallen theaterstukken en literaire werken heeft hij vertaald en bewerkt, en in een vroeger leven doceerde hij ook aan de tolkenschool van de universiteit van Bergen. Vanuit zijn liefde voor Vlaanderen heeft hij tal van Franstaligen laten kennismaken met het talent van vernieuwende Vlaamse auteurs.

Wij vroegen aan zijn hartsvriendin, zijn ‘kleine zus’, Françoise Wuilmart, om een tekst te schrijven ter nagedachtenis van Jacques. Françoise richtte samen met Jacques het ‘Collège européen des traducteurs de Seneffe’ op, dat residentiële workshops aanbiedt voor literair vertalers van onze Belgische auteurs.

Hulde aan Jacques …

Iets schrijven ter nagedachtenis van ‘wijlen’ Jacques De Decker, hem hulde brengen, … ik, die drie jaar ouder ben, dat had ik nooit verwacht en ik krijg er koude rillingen van!

Ik kan het niet over mijn hart krijgen om hier een feitelijke balans op te maken van het leven van Jacques, een droge opsomming van de vele functies die hij uitgeoefend heeft. Dat zou triest zijn, en die informatie is trouwens overal terug te vinden.

Dus Jacques, hoe wil je dat ik je beschrijf, ik, je grote vriendin. Zo lang al. We studeerden immers eensgezind Germaanse filologie aan de faculteit Wijsbegeerte en Letteren van de ULB. Van meet af aan ben je de weg opgegaan van wat je je hele leven zo na aan het hart zou liggen: het theater. Want je bent in de eerste plaats een man van het theater, en ik denk dat ik ook weet waarom: het komt door de liefde voor het woord, maar dan vooral het woord dat tastbaar wordt. Met aandacht voor de lezer, maar vooral de lezer die je voelt reageren, die je ziet lachen of wenen, bewust of onbewust. Boven de Dode letter verkoos je de Klopgeest, en dat werd dan ook de naam van het toneelgezelschap dat je als student samen met Albert André Lheureux oprichtte: Théâtre de l’Esprit Frappeur. Je was voor alles een man van het gesproken woord, waarbij de improvisatie vrij spel kreeg: slechts zelden bereidde je een betoog voor, enkele woorden op een blaadje papier, enkele grote lijnen en de rest … kwam vanzelf als uit een krachtige en onuitputtelijke bron, die van je eruditie. Voor jou ging het om het moment zelf en om de interactie met je toehoorders.

Je moeder was lerares, je vader schilder, “die schilderde zoals hij ademde”. Er kwamen bij jullie Belgische auteurs over de vloer om geportretteerd te worden door je vader Luc De Decker. Zo kwam je van jongs af aan in aanraking met literatuur, vooral de Vlaamse. Je hebt je licentiaatsthesis overigens gewijd aan het toneel van Hugo Claus. Later zal je nog heel wat toneelstukken bewerken: Shakespeare, Goethe, Strindberg en Tsjechov. Onlangs herlas ik voor Editions du Hazard nog je vertaling La Cruche cassée van Heinrich von Kleist … Geniaal, hoe je de hardnekkigste moeilijkheden wist op te lossen, door op briljante wijze vreemde en bevreemdende elementen ‘aan te passen’ aan de doeltaal, aan de sfeer van de doelcultuur, ik stond er versteld van: je Franse tekst leefde. Maar je verstond dan ook echt de kunst om zaken over te brengen. En dat talent was een tweede rode draad in je leven.

Je deed dit niet alleen via vertalingen, maar ook in het onderwijs, want vanuit een grote generositeit wilde je absoluut je ervaring, je knowhow en vooral je beleving overbrengen op anderen: eerst aan de tolkenschool van de universiteit van Bergen, later aan het INSAS en aan het conservatorium van Brussel. Je hebt er zovelen deelgenoot gemaakt van je ongebreidelde kennis over theatergeschiedenis en over de Nederlandse taal en cultuur. Je hebt me ooit eens verteld hoe je carrière als vertaler begonnen is: dat was dankzij je broer Armand. Hij begreep het Vlaams dat de gasten van je vader spraken niet goed en dus tolkte jij voor hem. Vertalen was dus van meet af aan een passie … Je vond het trouwens fijn om theatervoorstellingen bij te wonen waar je teksten in een andere taal werden opgevoerd. Wanneer het publiek op het juiste moment lachte, wist je dat de vertaling geslaagd was …

Cultuur overbrengen deed je ook in je bekende rol van redacteur: je was literair criticus bij Le Soir, waar je van 1985 tot 1990 de cultuurredactie leidde. Maar meer in het algemeen was het de menselijke beleving die je overbracht, en die centraal stond in je vele romans waarvan sommige genomineerd werden voor de Prix Goncourt of de Prix Renaudot. Die beleving was uitermate belangrijk voor jou. Zo was je de biograaf van bijvoorbeeld Wagner en Ibsen, artiesten van wie je hield. Rembrandt hoorde echter niet thuis in dat rijtje, want hoewel je hem bewonderde als schilder, keurde je hem af als mens. Ja, empathie is ongetwijfeld een andere rode draad doorheen je leven. Misschien koos je in je boek La brosse à relire, littérature belge d’aujourd’hui daarom de mimesis als methode om een beeld te schetsen van de beste Belgische auteurs. In plaats van een afstandelijke beschrijving te geven, trad je in het personage van de auteur en bootste je zijn stem na, imiteerde je zijn ritme en zelfs zijn stijl.

Tot slot nog één sleutelwoord dat alle andere misschien omvat: je creativiteit. Je was creatief in alles, vandaar waarschijnlijk je voorliefde voor woord-spelingen, zoals in de titels van je verhalenbundel Modèles réduits: ‘Les bisous de la Castafiore’, ‘Evere for ever’, ‘Le subjectif imparfait’, ‘Bruxelles eurotique’, of bijna alle titels van het tijdschrift Marginales dat je in 1998 nieuw leven inblies, in navolging van Albert Ayguesparse: ‘En avant Marx !’, ‘La dernière Eur’; of ‘Dérèglement de comptes’ …

Je was creatief in woorden, maar ook in daden: samen hebben we een residentiële formule voor literair vertalers van onze Belgische auteurs opgericht, het schitterende Collège européen des traducteurs de Seneffe. De uitdaging was groot, maar we boekten er 21 jaar lang veel succes mee. Iets waar we bijzonder blij mee waren, zoals blijkt uit bijgaande foto.

Creativiteit, empathie … de drijfveren van je leven … in dit verband paste je trouw het fameuze aura van Walter Benjamin toe, dat van de rechtstreekse ervaring, de authenticiteit.

En zoals we allemaal weten, werd je in 2002 secretaris voor het leven van de ‘Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique’ (Arllfb), je laatste functie die je tot eind 2019 vervuld hebt. Op 19 augustus 2020 zouden we je 75e verjaardag vieren.

Bestaat er zoiets als een voorgevoel of is het toeval? In elk geval heb ik in de nacht van 11 op 12 april een droom gehad. Bij wijze van afscheid vertel ik je hem hier, lieve Jacques. Hij zegt alles.

I had a dream …

Ik stond op een groot terras vanwaar je uitzicht hebt op een wijk in Ukkel. Jacques stond naast mij, we wachtten samen op de val van een meteoriet die de dag ervoor was aangekondigd op de radio. We hoopten dat hij niet op de aarde zou vallen, maar er hoogstens rakelings zou langsscheren. Stipt om middernacht drong de meteoor de atmosfeer binnen, wat een verrukkelijk spektakel! We bleven ongedeerd.

Jacques nam me in zijn armen, zoals hij altijd deed wanneer we samen getuige waren van een mooie grote gebeurtenis. Daarna vroeg hij me, zoals altijd, om hem naar huis te brengen. Hij wou niet rechts van mij zitten, dat was de dodenstoel. Sinds zijn auto-ongeval was hij bang. Hij ging dus op de achterbank zitten. In de achteruitkijkspiegel zag ik Jacques. En toen gebeurde er iets vreemds: zijn gezicht veranderde, alsof de achteruitkijkspiegel het verleden doorliep, zijn verleden, ons verleden: daar was hij met zijn studentenpet, dan met de ernstige blik van de redacteur, dan breed glimlachend naast zijn bruid, dan met de nog ernstigere blik van de academicus, daarna zag ik hem met het gelukkige gezicht dat ik kende van het Collège de Seneffe, toen we dit met z’n tweeën inhuldigden, en dan … met die zachte en tegelijkertijd ironische glimlach waar ik zo van hield. Soms zag ik in de achteruitkijkspiegel enkel zijn ogen, zijn blik, zo bijzonder wanneer hij lachte, zijn ogen dichtgeknepen, bijna spottend maar toch stralend. Ditmaal meer dan ooit.

Ik reed, maar Jacques gaf me aanwijzingen, zoals hij dat trouwens altijd deed, door me attent te maken op een gevaar of me te zeggen hier af te slaan in plaats van daar.

Op een gegeven moment vroeg hij me te stoppen. Voor een deur die ik niet kende. Het was niet bij hem thuis. Een immense dubbele deur, wit. Hij stapte uit, door de autoruit las ik zijn lippen, want ik hoorde zijn stem niet meer. Ik las iets als: bedankt, tot de volgende keer?

Zeker, Jacques, ja zeker … tot de volgende keer …

Françoise Wuilmart

Françoise Wuilmart is germaniste (ULB), literair vertaalster bij Gallimard, Actes Sud en andere uitgeverijen. Vertalingen van haar hand zijn onder meer ‘Le Principe Espérance’ van de Duitse filosoof Ernst Bloch, en ‘Une femme à Berlin’, het dagboek van een anonieme vrouw tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast hervertaalde ze werken van Stefan Zweig. Ze richtte het Collège européen des traducteurs littéraires de Seneffe op en stond 21 jaar aan het hoofd ervan. Ze richtte ook het Centre européen de traduction littéraire (CETL) op, een postuniversitaire opleidingscyclus in literaire vertaling die ze nog steeds leidt.