Skip to content
1466621134_f2008f6fa5_o.jpg

Juridisch advies: resultaatsverbintenis of middelenverbintenis

De beroepsaansprakelijkheidsverzekering komt tussen bij schade veroorzaakt door een beroepsfout. Daarbij zal moeten worden bewezen:

  • dat een contractuele fout werd gemaakt;
  • dat er schade veroorzaakt werd;
  • dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de fout en de schade.

Dus wat moet je onthouden: fout – schade – oorzakelijk verband

Maar wat is nu juist een contractuele fout? Elke tikfout of formatteringsfout zal me toch niet aangerekend worden, hoop ik?
Om dit nader te bekijken, moeten we even het verschil toelichten tussen een resultaatsverbintenis en een middelenverbintenis.

Een resultaatsverbintenis is een verbintenis waarbij een partij zich verbindt tot het behalen van een bepaald resultaat. Bij een resultaatsverbintenis is er sprake van wanprestatie door de schuldenaar van zodra het beloofde resultaat niet bereikt wordt.  Het volstaat dat de schuldeiser het bestaan van de verbintenis bewijst alsook het uitblijven van het resultaat. De schuldeiser moet verder geen fout bewijzen.
Een voorbeeld:  er wordt je gevraagd een vertaling op te leveren op 29 maart 2013. Op 29 maart 2013 stuur je een mail naar de klant om te zeggen dat je de vertaling niet hebt afgewerkt. De klant moet bewijzen dat je een overeenkomst hebt met leveringsdatum 29 maart 2013. Opgepast: een e-mail is voldoende. En de klant moet bewijzen dat er 29 maart 2013 geen vertaling werd geleverd. Dat zal niet moeilijk zijn, want je hebt net een mail gestuurd dat je niet op tijd klaar bent. In dit geval is je fout bewezen, tenzij jij overmacht kan inroepen.

Een middelenverbintenis (of inspanningsverbintenis) is een verbintenis waarbij een partij zich ertoe verbindt haar best te doen om een bepaald resultaat te bereiken, zonder de garantie dat dit resultaat behaald wordt. Bij het niet behalen van het resultaat, is er niet meteen sprake van wanprestatie. De partij heeft er zich immers enkel toe verbonden om de inspanningen te leveren die van een normaal vooruitziend persoon verwacht mogen worden. Het is dus aan de tegenpartij om te bewijzen dat de schuldenaar niet gehandeld heeft naar best vermogen. Het abstract criterium dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de “goede huisvader”. Dit moet echter wel een beetje gerelativeerd worden aangezien de goede huisvader zal geplaatst worden in dezelfde omstandigheden.

Een voorbeeld:

  • Je belooft een goede vertaling op 1 juli 2013 en je levert op tijd maar de klant is niet tevreden met het resultaat.
  • Je levert een vertaling op met een vertaalfout en daardoor moet je klant 5000 brochures laten herdrukken. De klant had je echter onder onredelijke tijdsdruk gezet. De goede huisvader zal eveneens onder onredelijke tijdsdruk worden gezet.

In dit geval is het aan de klant om te bewijzen dat je niet de nodige inspanningen hebt geleverd. De bewijslast verschuift dus naar de klant! Dat wil echter niet zeggen dat de klant niet zal kunnen bewijzen dat jij niet hebt gehandeld als een goede huisvader.

Een voorbeeld:

  • Je wordt gevraagd om de opdruk te vertalen van de verpakking een nieuw soort koekje dat veilig is voor mensen die lijden aan diabetes. Je vergist je echter en in plaats van “bevat geen suiker” schrijf je “bevat suiker”. Een stom foutje, zoals elke vertaler er wel eens eentje maakt. De koekjesfabrikant, die na een half jaar marketing toch wel had gehoopt op een grote omzet, verkoopt echter niets…

Wat zou de goed huisvader gedaan hebben?
Het is dus niet zo dat een middelenverbintenis niet kan leiden tot aansprakelijkheid. Het is wel zo dat de bewijslast bij een middelenverbintenis zwaarder is, en verschuift naar de klant.

Dus samengevat:

Aansprakelijkheid komt tot stand door fout-schade-oorzakelijk verband.
Een resultaatsverbintenis is een verbintenis voor het bereiken van een resultaat. Aansprakelijkheid komt tot stand bij het uitblijven van het resultaat. De bewijslast van de overmacht ligt bij de schuldenaar (de vertaler).
Een middelenverbintenis is een verbintenis om zijn uiterste best te doen om een bepaald resultaat te bereiken, zonder de garantie dat het resultaat bereikt wordt. De bewijslast dat de schuldenaar zijn uiterste best niet heeft gedaan ligt bij de schuldeiser (de klant).